Logo koudekerke.info
voor 600 | 600-1200 | 1200-1650 | 1650-1800 | 1800-1850 | 1850-1900 | 1900-1940 | 1940-1944 | 1944-heden
algemeen
buitenplaatsen
ontwikkeling dorp
infrastructuur
boerderijen
kustzone
wijk 't zand
ontwikkeling dorp Koudekerke 1650-1800
Fragment kaart Bernaerds 1641 te Koudekerke
1. FRAGMENT KAART C. BERNAERDS, 1641 NABIJ KOUDEKERKE
Om de ontwikkeling van de dorpskern tussen 1650 en 1800 te schetsen, staan hier twee kaarten afgebeeld, die deze periode ongeveer markeren (1641 en 1750). Hieruit valt af te leiden dat de dorpsring rond de kerk van Koudekerke in 1641 aan de noordzijde, nog niet geheel gesloten was. Slechts een deel van het Dorpsplein, de huidige Badhuisstraat (toen Noordstraat geheten) en de Brouwerijstraat vertonen aaneengesloten bebouwing. De Brouwerijstraat was vernoemd naar de brouwerij, die daar aan het eind van de zestiende eeuw werd gesticht. Verder zijn enkele boerderijen zichtbaar. De dorpskern bestond in 1650 uit hooguit veertig woonhuizen. Rond 1800 is dat aantal toegenomen tot zo'n zestig. De bevolking leefde direct of indirect van de landbouw, al deed omstreeks 1750, door de bouw van de meestoof, ook de 'industriële' bewerking van meekrap zijn intrede in Koudekerke.
 
fragment kaart Hattinga, 1750 nabij Koudekerke
2. FRAGMENT KAART HATTINGA, 1750 NABIJ KOUDEKERKE
De stoof van meekrap is op Walcheren nooit zo grootschalig geweest als op Schouwen het geval was. Naast Koudekerke is bekend, dat er in Middelburg, sinds de vijftiende eeuw, twee van dergelijke meestoven stonden. De stoof van meekrap vond in Koudekerke plaats in een speciaal hiervoor gebouwde stoofschuur met rooktoren. Deze was gelegen in het Adriaen Coppe Jansz. Blok (49), aan de oostzijde van de weg naar Biggekerke. Tegenwoordig ligt hier het oefenterrein van de voetbalvereniging VCK, aan de Biggekerksestraat. Aan de meestoof in Koudekerke herinnert nog de oude veldnaam 't Stoofweitje. Verder is de nabijgelegen tennisvereniging naar de oude meestoof vernoemd: LTC De Stoof. Op onderstaande foto lag 't stoofweitje aan de rechterzijde achter de bossen.
 
De biggekerksestraat voor er in 1939 de Openbare basisschool De Sprong werd gebouwd, rechts het stoofweitje te Koudekerke
3. DE BIGGEKERKSESTRAAT VOOR ER IN 1939 DE OPENBARE BASISSCHOOL DE SPRONG WERD GEBOUWD, RECHTS 'T STOOFWEITJE
De wortels van de meekrapplant werden op zolders in de schuur te drogen gelegd en gaandeweg het drogingproces steeds hoger in de schuur bewaard tot deze tenslotte werden verplaatst naar de warme stoof waar de meekrapwortels werden uitgespreid over een langgerekt rookkanaal. Hierna werden de wortels met een rosmolen vermalen tot poeder. Dit poeder vormde de grondstof voor een rode verfstof, die werd gebruikt in de textielindustrie en vooral aftrek vond in Engeland, Brabant en Vlaanderen.

Op 15 december 1733 verkocht mr. Willem de Vos namens zijn moeder Christina Tandt, weduwe van Caspar de Vos, in Koudekerke aan de Biggekerksestraat, een drietal stukjes land met een gezamenlijke oppervlakte van 5 gemeten en 80 roeden aan Pieter Brouwer, welke woonde te Koudekerke en schepen was van de landvierschaar van Vlissingen. Op 8 april 1755 deelde Pieter Brouwer zijn eigendom (waarop dan de meestoof staat) met 15 mede-eigenaren: "...de nomber van een gemet 284 roeden lands, gelegen onder Coudekerke ... sijnde op dit stuck lands gebouwt en thans staande een mee stoov, en welke land ten jaare 17. door Comparant aan de opgemelde Heeren, en Vrouwe, uijtterhand is verkogt geworden, ende mitsdien gelevert."

Het was gebruikelijk dat een dergelijke meestoof door 16 eigenaren werd geëxploiteerd als een soort van corporatie. Uit de originele transportakte valt op te maken, wie de eigenaren van de meestoof van Koudekerke waren en dat waren niet de minsten: mr. Jacob Hurgronje, mr. Nicolaas van Hoorn van Burgh, Cornelis van Affelen van Saamsfoort, mr. Nicolaas Carel van Hoorn, mr. Antohie Ockersse, Daniël Luykx Massys, Johan Lantsheer, Abraham Verheyke, Jan de Jong, Willem Cooijwijk, Abraham Behouzar, Job Coole, Cornelis Been, Hendrik Been, de weduwe van admiraal Ockersse en Willem Brouwer. Op 30 augustus 1755 verkochten Hendrik Been en zijn vader Cornelis Been hun aandelen "in de meestove, met sijn Erv., gevolgen, en toebehooren van dien soo als 'tselve tegenwoordig gestaen, en gelegen is" weer terug aan de eerder genoemde Pieter Brouwer.(1)

Ook in het archief van de Hervormde Gemeente Koudekerke duikt in notulen de meestoof op, als in 1757 een zekere Adriaan Izeboud zijn beklag doet over het feit, dat vier vrouwen op zondag in de meestoof te Koudekerke hadden gewerkt en als straf hiervoor een aantal maal geen deel mocht nemen aan de viering van het Heilige Avondmaal.(2)

In de hierop volgende periode duikt de verkoop van de meestoof, of een aandeel hierin regelmatig op in diverse bronnen, waarvan er hier enkele genoemd worden: Op 31 juni 1760 verschijnt in de Middelburgsche Courant een bericht waarin met laat weten dat op donderdag 21 augustus 1760 de meestoof te Koudekerke in het openbaar met 'den stokke' aan de meestbiedende zal worden verkocht. De meestoof werd aangeduid als "een schoone en welgebouwde meestoof, staande en gelegen in Koudekerke voornoemt, met deszelfs toebehoren en gereedschappen."(3) Op 10 februari 1761 verkoopt de uit Middelburg afkomstige Abraham Verheeke een meestof (waarschijnlijk een aandeel ervan) aan zijne Excellentie de heeren van Borssele voor 805 pond Vlaams.(4) Op 26 juni 1765 blijkt een aandeel in de meestoof dat eigendom was van de heer Jan van Borssele, die in 1764 overleed, te zijn verkocht.(5) Cornelis Kien van Citters wordt als mogelijk nieuwe eigenaar van dit aandeel in de meestoof genoemd, aangezien hij ook alle bezittingen behorende bij kasteel Ter Hooge van Jan van Borssele overnam. Op 17 september 1766 verkopen Grave van Randwijk en zijn 'Ed. huisvrouwe' een meestoof voor 500 pond Vlaams aan Heijmert Bouwman en geassocieerden, zo blijkt uit het Archief Rekenkamer van Zeeland.(6)
 
De Koudekerkse meestoof werd in 1768 verplaatst naar Middelburg Uit een advertentie in de Middelburgse Courant van 31 maart 1768 blijkt, dat de meestoof van Koudekerke begin 1768 verplaatst werd naar de Middelburgse Oosthavendijk.(7) In herberg 'het Bijltje', gelegen buiten de Dampoort van Middelburg, werd publiekelijk de afbraak, verplaatsing en wederopbouw van de meestoof uit Koudekerke opgedragen aan de Heeren Van de Perre, Meyners & Comp. Zij stichtten in 1770 nog een tweede meestof die in 1771 naast die uit Koudekerke werd opgericht. In 1778 werden de twee meestoven door Jan Arends vereeuwigd. De meekrapindustrie werd in de Franse tijd door het stilleggen van de handel met Engeland drastisch beperkt en in 1808 hier beëindigd.(1)
4. DE KOUDEKERSE MEESTOOF WERD IN 1768 VERPLAATST NAAR MIDDELBURG
De meestoof is dus in 1768 naar Middelburg verplaatst en heeft hierdoor slechts enkele decennia in Koudekerke gestaan. Zodoende is er tot op heden geen kaart bekend, waarop deze schuur staat aangegeven. Het verplaatsen van schuren kwam vroeger wel vaker voor. Soms had dit bedrijfseconomische redenen, maar er zijn ook gevallen bekend, waarbij een schuur na de verdeling van een erfenis werd verplaatst.

De verplaatsing van dergelijk schuren zal mede het werk zijn geweest van lokale timmerlui. Met de gestage groei van het dorp vonden ook zij een plek in de dorpskern. Zo was er in Koudekerke sinds het eind van de achttiende eeuw een timmermanswerkplaats met woning gevestigd aan het Dorpsplein. Hiervan is bekend dat de werkplaats in 1842 van eigenaar veranderde. De oude schuur die erbij hoorde is vanwege de slechte staat waarin deze verkeerde in 2002 gesloopt. Het huis bestaat nog wel, dit is Dorpsplein 23. Het was vroeger voorzien van glas in lood bovenramen, deze zijn helaas vervangen door moderne ruiten.
 
Gravure 't Dorp Koudekerk' uit 1790 door Bulthuis   Timmermanswoning aan het Dorpsplein
5. GRAVURE 'T DORP KOUDEKERK' UIT 1790 DOOR J. BULTHUIS   6. TIMMERMANSWONING AAN HET DORPSPLEIN
Het Dorpsplein was de ideale centrale plek voor de vestiging van een herberg of kleine winkel. Zo was er al voor 1566 in Koudekerke een schoenmaker op de dorpsring gevestigd. Hij (Pieter Antheunissen) had z'n zaak op de plaats waar later de doorbraak in de kerkring is gemaakt ten behoeve van de Kerkstraat. Later hebben er nog enkele andere schoenmakers op het dorp gewerkt. Of zij lid waren van een gilde is niet bekend.
 
Gravure 't Dorp Koudekerk 't zelve anders', uit 1790 door Bulthuis   In 1790 maakte tekenaar en schilder Jan Bulthuis twee prenten van het Dorpsplein te Koudekerke. Op bovenstaande was daarop de kerk zichtbaar en op de onderstaande de bebouwing langs de rand van het plein tussen de huidige Tramstraat en Badhuisstraat. De bebouwing is hier nog beperkt tot woonhuizen met kap en opvallend veel schoorstenen die boven de lindebomen uittorenen. Prominent in beeld (rechts) is de oude travalje met paard bij de smederij met daarachter de wagenmakerij. Links tussen de bomen rond de kerk zijn een oude boerenwagen en enkele losse wielen te herkennen, die hier waarschijnlijk door de wagenmaker waren gestald.
7. GRAVURE 'T DORP KOUDEKERK 'T ZELVE ANDERS' UIT 1790 DOOR J. BULTHUIS    
In de achttiende eeuw is de verloskunde nog overwegend het terrein van de vroedvrouw, de heelkunde dat van de chirurgijn en de inwendige geneeskunde dat van de doctor in de geneeskunde. De opheffing van het gildewezen maakt in 1798 een eind aan de goed gecontroleerde opleiding van chirurgijns die in de steden de heel- en verloskunde, maar op het platteland de hele geneeskunde uitoefenen. Dankzij onderzoek in 2006 en publicatie door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, zijn de chirurgijnen van Koudekerke bekend. Zo blijkt in 1700 de chirurgijn Pieter van Schaik in Koudekerke aangesteld te zijn en vanaf 1709 was ene Willem Louw in 't Zand actief als chirurgijn. Enkele latere Koudekerkse chirurgijnen oefenden tevens het vak van vroedmeester uit, wat inhield dat ze bevoegd waren bevallingen te begeleiden.(8) Meer info over de chirurgijnen van Koudekerke in deze periode is te lezen in het online gepubliceerd onderzoek : link (externe pdf) Een beknopte samenvatting over de chirurgijns van Koudekerke na 1800 is hier te vinden bij de beschrijving van het dorp in de periode 1800-1850.

Reeds in de achttiende eeuw was herberg 'De Hoop' op het Dorpsplein gevestigd, ter hoogte van de huidige nummers 30-32, op de hoek met de huidige Brouwerijstraat. De herberg deed ook dienst als gemeentekamer (raadszaal) en was een plek waar huwelijken werden voltrokken. Oude afbeeldingen van de herberg en gemeentekamer zijn, voor zover bekend, niet bewaard gebleven. Onderstaande foto zal rond het begin van de twintigste eeuw op deze plek zijn gemaakt. Toen was inmiddels het gemeentehuis gebouwd (1877) en zal de voormalige gemeentekamer niet meer als zodanig zijn gebruikt.
 
Hoek Brouwerijstraat en Dorpsplein rond 1900 blank Herberg 'De Hoop' was sinds 1754 eigendom van de familie Roose. Naast de herberg was toen een bakkerij met daarnaast een wagenmakerij gevestigd. In de herberg werden met enige regelmaat openbare verkopingen van boerderijen uit de omgeving gehouden, waardoor de herberg als plaats van handeling veel werd vermeld in advertenties. Jan Janse Maas kocht de herberg en het bijbehorende huis op 7 maart 1801 voor 333 pond, vermoedelijk van de familie Roose.(9) Jan Janse Maas was gehuwd met Catarina Elve en bleef herbergier tot zijn overlijden op 30 september 1842. Lees verder.
8. HOEK BROUWERIJSTRAAT EN DORPSPLEIN ROND 1900 (400)   blank
Er waren voor 1800 echter meer herbergen in Koudekerke: Zo blijkt uit een transportakte van 29 januari 1793, dat ene Andries Le Duc eigenaar wordt van een speelhof, herberg en land voor £ 1046:19:0. Jacobus Mareeuw treedt namens de verkopende partij op bij deze verkoop. Plaats en verkoper van de herberg zijn op dit moment nog niet bekend. De 38-jarige Andries Le Duc werd op 13 oktober 1798 nog als herbergier te Koudekerke vermeld in de boeken van de Gewestelijke Besturen. In dezelfde bron worden nog enkele andere herbergiers te Koudekerke genoemd: Daniel Swindermans (27 jaar), Gerrit van Gijsen (66 jaar), Jacob van Gijsen (32 jaar) en Pieter Muller Cassen (42 jaar).(10) Lees verder.

copyright © 2001-2024 Sjoerd de Nooijer
laatst bijgewerkt op: 31 05 2021

bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: kaart bernaerds (ZA), 1641
afb. 2: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb. 3: archief Jan Roose
afb. 4: beeldbank ZA ZI-II-147
afb. 5: Piet van Vlaanderen
afb. 6: archief J. Roose
afb. 7: Piet van Vlaanderen
afb. 8: archief J. Roose

geraadpleegde bronnen:
- Roose, W.P., En toch stond er een meestoof!, De Wete nr 3, P.29, 1983,
- H. Hendrikse en J. Roose, Kent u ze nog... die van Valkenisse, Zaltbommel, 1974
- Roose, J. en Roose, W.P., Kent u ze nog... die van Koudekerke, Zaltbommel, 1981
- Broeke, M. van den, Buitenplaatsen op Walcheren, leven en werk van Jan Arends, 1738-1805, Amersfoort, 2001
- Pel, J.Z.S., Chirurgijns, doctoren, heelmeesters en artsen op het eiland Walcheren 1700-2000, Middelburg, 2006
- Atlas Hattinga, Kaart van Walcheren [blad 8], (1750), inv. nr. 23
- Atlas Hattinga, Kaarte van het eyland Walcheren de Ao. 1641 gemaakt door Christoffel Bernards, D.W.C. en/of A. Hattinga, ca. 1750. inv. nr. 13
- Koninklijke Bibliotheek
- www.kranten.kb.nl
- Zeeuws Archief (ZA)
- www.zeeuwengezocht.nl
- www.watwaswaar.nl

voetnoot 1:
bron: M. van den Broeke p. 225-226

voetnoot 2:
bron: W.P. Roose

voetnoot 3:
bron: Middelburgsche Courant 31-07-1760

voetnoot 4:
bron: Archief Rekenkamer van Zeeland D 69451, Transporten onroerend goed Walcheren (2), 1757-1805

voetnoot 5:
bron: M. van den Broeke p. 81

voetnoot 6:
bron: (ZA) Archief Rekenkamer van Zeeland D 69401, Transporten onroerend goed Walcheren (2), 1757-1805

voetnoot 7:
bron: Middelburgsche Courant 31-03-1768

voetnoot 8:
bron: Chirurgijns, doctoren, heelmeesters en artsen op het eiland Walcheren 1700-2000

voetnoot 9:
bron: (ZA) Archief Rekenkamer van Zeeland D 69811, Transporten onroerend goed Walcheren (2) 1757-1805

voetnoot 10:
bron: zeeuwengezocht