1. DE BREEWEG
TE KOUDEKERKE ALS ONVERHARDE WEG VOOR PAARD EN WAGEN EN ERNAAST EEN VOETPAD
IN 1895
Tot in de negentiende
eeuw was Walcheren nog maar zeer beperkt toegankelijk. De verbindingen tussen
de dorpen bestonden vooral uit onverharde wegen met daarnaast een voetpad.
Verder bestond er een stelsel van vrij liggende voetpaden, dat via hofsteden
en vliedbergen tussen de bouw- en weilanden doorslingerde en meestal recht
naar de kerk liep. Deze voetpaden werden redelijk goed onderhouden omdat
de landbouwende bevolking er zelf dagelijks gebruik van maakte, dus ook
als men zondags in het 'goede goed' over de onverharde paden naar de kerk
ging. De eigenaars en pachters van aangrenzend land waren door de ambachtsheren
en later de gemeenteraden verplicht om het onderhoud van dergelijke voetpaden
te verzorgen.
De meeste wegen waren zogenaamde grondwegen of beter gezegd slikwegen. Deze
waren, in tegenstelling tot de voetpaden, vanaf de herfst tot ver in het
voorjaar, feitelijk onberijdbaar. Soms werd hierdoor in natte tijden de
route over het strand genomen, als men van dorpen als Westkapelle naar Vlissingen
wilde rijden. Om de wegen te midden van de vaak natte poelgronden op voldoende
hoogte te houden, werd in 1680 door de Staten van Zeeland verordeneerd dat
al de vrijkomende modder en veenresten (slik) die bij het verdiepen van
sloten vrij kwam, op de wegen moest worden gestort. Uiteraard kwam dat de
begaanbaarheid van dergelijke wegelingen, zoals de begroeide binnenwegen
vroeger werden genoemd, niet ten goede.
Om het grootschalige darinkdelven
te doen verminderen en de landeigenaren aan een alternatieve brandstof te
helpen, werd door Karel V in 1527 toegestaan, dat grondeigenaren de bermen
van de weg waaraan hun land grensden, met houtgewas mochten beplanten om
zodoende over voldoende goedkoop brandhout te kunnen beschikken. De aanplant
van dergelijk houtgewas heeft geresulteerd in de voor Walcheren zo kenmerkende
heggentunnels, die samen met de talrijke tuinen bij buitenplaatsen, bijdroegen
aan de naam 'Tuin van Walcheren'.
De wegen rond Koudekerke
hebben in de loop der tijd diverse naamsveranderingen ondergaan. Andere
oude wegen zijn in de loop der tijden verdwenen of de loop van de weg werd
verlegd. Hierdoor is het soms lastig om tegenwoordig een oude straatnaam
terug te vinden.
Vaak verwezen de namen naar een oude veldnaam,
zoals het Boewegeling(1). In andere gevallen
verwees de naam naar een boer, zoals het Brielsmanswegeling. Soms was de
naam simpelweg een afleiding van waar de weg heen leidde: Biggekerkschenweg
of naar wat er langs groeide: Braamweg. Soms was deze ook een letterlijke
afleiding van de verharding: Zoals de Dishoekse Kleiweg en Zandweg.
2. STRAATNAMEN KOUDEKERKE
OMSTREEKS 1800
In de zeventiende
en achttiende eeuw werden de hoofdwegen verbeterd door ze te bezanden met
zand dat afkomstig was van aangrenzende zandgronden. Hierdoor zijn langs
de Walcherse wegen zogenaamde zandputten ontstaan, zo ook in Koudekerke,
waaronder één bij het buurtschap Dishoek, maar ook diverse
zandputten langs de weg van Koudekerke naar Vlissingen. Daar bevonden zich,
onder andere recht tegenover L'Espérance, en achter de voormalige
boerderij Lammerenburg zandputten. Slechts enkele veldnamen herinneren tegenwoordig
nog aan het bestaan van de zandputten en geven zo een indruk over hun ligging.
Zo verwijst de veldnaam 'De zandpitweie' aan de huidige Koksweg nog naar
zo'n zandput.
Om destijds een aarden weg te
bezanden, moest toestemming worden verkregen van de Westwatering welke tot
1812 bleef bestaan. Voor het onderhoud van de zandweg mocht tol worden geheven.
Deze tolheffing stond meestal onder toezicht van een commissie of een lokale
ambachtsheer. Zo is bekend, dat jhr. mr. A. A. van Doorn van Koudekerke
(ambachtsheer van Koudekerke) in bezit was van een octrooi, dat in 1841
aan zijn grootvader was verleend, waarin de tolheffing op een deel van de
weg van Vlissingen naar Koudekerke was geregeld. Hiermee was hij verplicht
ook het onderhoud aan de weg te laten uitvoeren.(2)
Vanaf 1654 waren de wegen op Walcheren onderhevig aan tolheffing. De tollen
naar Middelburg, Vlissingen en Koudekerke werden gesticht in respectievelijk
1654, 1696 en 1768. Ze werden jaarlijks verpacht. Vanaf 1791 is ook op de
Breeweg voor korte tijd een tol geweest. In 1841 werden de wegen naar Middelburg
en het Molenwegje bestraat. Op het Meulwal (de huidige Ter Poorteweg) kwam
toen een tol. De wegen van Koudekerke naar Vlissingen en van Koudekerke
naar Biggekerke werden bestraat in achtereenvolgens 1853 en 1859 voor respectievelijk
f 16.000,- en f 9.750,-.
De oorspronkelijke octrooien van 7 februari en 23 maart 1654 beoogden het
maken en repareeren van de straatweg buiten de Langeviele poort. Vermoedelijk
heeft men hier te doen met een toen reeds bestaande of herstel behoevende
bestrating van een geringe lengte. Op 24 september 1695, werd door de Staten
van Zeeland octrooi verleend aan Johan Rademaecher, Cornelis Evertsen, Johan
Schorer, Phillips Van Der Hooge, Johan Du Bon en Petrus Pottey, voor het
verbreden, bedelven, verhogen en bezanden van den rijweg buiten de Langeviele
poort naar de molen van Koudekerke. Een ander octrooi, dat voor onbepaalden
tijd gegeven was, werd 9 mei 1791 vernieuwd voor 21 jaar (dit liep van 1
mei 1791 tot 30 april 1812). Toen werd voor het eerst gesproken van De Breeweg
en wel in verband met de vaststelling van een tolrecht voor het gebruik
van den aarden- of kleiweg, tot welks heffing een sluitboom geplaatst mocht
worden aan den weg "van de buitenplaats van den
heer Sprenger, (Vijvervreugd) en uitkomende op den Breeden weg".
Van de Koninklijke Besluiten, die later gegeven zijn tot verlenging van
het octrooi en opneming van kapitaal, omvat dat van 22 maart 1821, ook de
weg van de molen naar de 'Dorpsstraat' en de weg van de molen naar de buitenplaats
Der Boede. Art. 2 bepaalde namelijk dat ook "de
beide embranchementen, welke loopen van den molen tot aan de straat van
het dorp Koudekerke aan de eene zijde, en aan de andere zijde van den molen
links af tot daar, waar de weg aan den zandweg van Koudekerke naar Vlissingen
sluit, onder de bij het octrooi bedoelde wegen zullen begrepen worden."
Het verlengingsoctrooi van 23 mei 1841, strekte tot de bestrating van den
tot dusverre nog niet geoctrooieerden Abeelschen weg (verbinding van de
wegen Middelburg-Koudekerke en Middelburg-Vlissingen).(3)
3. HET TOLHUIS
(4e VAN LINKS) AAN DE BIGGEKERKSESTRAAT TE KOUDEKERKE
De foto toont
het begin van de Biggekerksestraat. Het vierde huis op de foto is het tolhuis,
dat daar gevestigd was. Op het witte bord, dat nog net te zien is, werden
de toltarieven vermeld. Het was centenwerk natuurlijk. Maar toch, als men
met een geit naar de bok moest en men moest de tol passeren, nam men liever
een sluipweg, zoals het 'padje van Stuy', dat parallel aan de tolweg achter
de huizen liep. Het land ligt, zoals vroeger gebruikelijk, op akkers. Er
hebben aardappelen op gestaan. Ook hier zuinigheid: in de 'veuren' tussen
de akkers zette men nog een rij koolplanten. Bij de tegenwoordige loofontwikkeling
zou dat niet meer gaan. Op deze akker staat nu de openbare school. Achter
de struiken lag het stoofweitje dat verwijst naar een meestoof
die hier vroeger heeft gestaan.(4)
Op deze foto uit 1902 staat,
het reeds eerder genoemde en nog steeds als woning bestaande tolhuisje aan
de Biggekerksestraat 11. Destijds werd het bewoond door Adriana Zachariasse,
de vrouw van Piet Schoe. Zij was tolgaarster en staat op de foto voor het
huisje afgebeeld, met naast haar de kostganger Pieter Hendrikse, die tweemaal
per dag lopend de post van Koudekerke naar Meliskerke bracht. De jongen
links op de foto is Marinus Izeboud.
Het bord 'Tarieven en tolgelden' dat aan de gevel hangt vermeldt de tarieven.
De jaarwedde van vrouw Schroe was vijfenzeventig gulden. Later werd het
huis bewoond door C. Boone.
4. TOLHUISJE AANDE BIGGKERKSESTRAAT
NR. 11 KOUDEKERKE
De tolheffing
was afhankelijk van de weg, een aangelegenheid van de ambachtsheer of de
gemeenten. Gezamenlijk hadden leden van de gemeentes zitting in een commissie,
die belast was met het beheer van de tolwegen. Reeds lang voordat tot daadwerkelijke
afschaffing van de tollen werd besloten, werd er al tussen de gemeentes
onderling gediscussieerd over de afschaffing. Velen ervoeren de tolheffing
als een vervelende bijkomstigheid, daarentegen voorzagen de inkomsten uit
de tolheffing de eigenaren van de wegen in middelen om de weg te onderhouden,
iets wat voor een kleine gemeente als Koudekerke moeilijker was als voor
Vlissingen. Zo blijkt al uit het verslag van de gemeenteraadsvergadering
van 6 december 1879, dat door de voorzitter van de commissie van den Vlissingen-Koudekerkschen
rijweg werd voorgesteld, de tolheffing op die weg af te schaffen. Dit voorstel
werd toen nog door de Koudekerkse leden van deze commissie tegengehouden.(5)
De tolheffing werd jaarlijks verpacht, zo ook de tol op de straatweg van
Vlissingen naar Koudekerke. Soms werd een pachttermijn van meerdere jaren
afgesproken, zoals dat gebeurde in 1876: Toen werd door A. Meijers uit Vlissingen
een pachtcontract voor 3 jaar afgesloten voor f 1.026,- per jaar. Dat was
minder als het jaar ervoor, toen nog f 1.076,- per jaar moest worden betaald.
Enkele jaren later, op 21 juli 1881, gaf de gemeenteraad van Vlissingen
wederom goedkeuring voor de tolverpachting van de Koudekerkschen weg aan
A. Meijers. Dit maal was de pachtsom nog lager vastgesteld op f 800,- per
jaar.(6) Wat de reden van de steeds lagere
pachtsom was, blijft onbekend, wellicht werden de inkomsten van de tolheffing
steeds minder omdat lokale bewoners de tollen zo veel mogelijk meden en
alternatieve paden gebruikten, daarbij moet ook nog opgemerkt worden, dat
voetgangers vrijgesteld waren van tolheffing. Om een indruk te krijgen van
wat men voor het passeren van een tol moest betalen, staan hieronder de
tarieven weergegeven, zoals ze in 1901 golden voor de straatweg van Vlissingen
naar Koudekerke: (7)
-
voor elk los paard of muilezel: f 0,05
- voor elk los rundbeest of ezel: f 0,01
- voor elk los kalf, varken of schaap: f 0,01
- voor een kudde schapen of varkens sterker dan 50 stuks ineens: f 0,50
- voor elken bok, geit of hond gespannen voor een rij- of voertuig met twee
wielen: f 0,01
- voor elken bok, geit of hond gespannen voor een rij- of voertuig met vier
wielen: f 0,03
- voor elk paard, muilezel of rundbeest gespannen voor rij- of voertuigen
met twee wielen of sleden: f 0,08
- voor elke als boven gespannen rij- of voertuig met vier wielen: f 0,10
- wanneer twee of meerdere rij- of voertuigen aan elkander gekoppeld zijn,
... voor ieder paar wielen: f 0,08
- voor elk paard gespannen voor diligences en postwagens voor niet meer
dan zes personen: f 0,10
- voor elk paard gespannen voor idem voor meer dan zes, doch niet meer dan
negen personen: f 0,12
- voor elk paard gespannen voor idem voor meer dan negen, doch niet meer
dan twaalf personen: f 0,15
- voor elk paard gespannen voor idem voor meer dan twaalf doch niet meer
dan achttien personen: f 0,18
Nadat de weg naar Vlissingen was bestraat, werd aan de Vlissingsestraat
nr. 17 het onderstaande tolhuisje gebouwd. Het draagt de toepasselijke naam
'De Tol'. Het werd destijds door tolgaarder Willem van der Heyden, z'n dochter
Dina en vrouw Jewan Visser bewoond. Op het bord stonden de toltarieven voor
het passeren. Een los paard kostte vijf cent en voor een hondenkar met een
hond betaalde men één cent. Het huisje heeft dienst gedaan
tot de tolheffing werd afgekocht en opgeheven. Het huisje is later als woonhuis
in gebruik genomen en verbouwd.
5. "DE TOL"
AAN DE VLISSINGSESTRAAT TE KOUDEKERKE (FOTO 17-04-2010)
6. "DE TOL" LINKS HET
BORD MET TOLTARIEVEN
Van de Koudekerkse
tol van de straatweg naar Vlissingen is bekend, dat deze begin 1905 in het
openbaar werd verpacht aan Willem van der Heijden voor 1.000 gulden, voor
de duur van drie jaar. Nog voor de pachttermijn in 1906 in kon gaan, bleken
er verzoeken van omwonenden te zijn om de tolheffing te beëindigen,
waarna de gemeenteraad van Koudekerke besloot niet voor 3 jaar maar voor
1 jaar te gunnen en het tolvrij maken van de weg te onderzoeken. Van een
beëindiging van de tolheffing is het toen wederom niet gekomen waardoor
Willem van der Heijden in de hierop volgende jaren tol kon blijven heffen
tot zijn overlijden in 1910 waarna zijn jongste zoon Willem de tolheffing
voortzette.(8)
Door Burgemeesters en Wethouders van Vlissingen werd eind 1908 een huis
en schuurtje in de gemeente Koudekerke aangekocht, kadastraal bekend sectie
G, no 615 aan de Zwanenburgschen weg van A. Maas. Dit huis kon zonder aanpassingen
na 28 december 1909 als nieuw tolhuis gaan dienen, nadat de gemeente Vlissingen
de kom van de gemeente had verlegd en het oude tolhuis aan de Vrijdomweg
niet langer op een logische plek stond. De aankoopprijs was f. 1.700,-.(9)
Uiteindelijk werd de tolheffing op 1 januari 1919 opgeheven, waardoor de
gemeente Vlissingen weer de beschikking kreeg over het tolhuis, gelegen
aan den Vlissingschen-Koudekerkschen straatweg B144, te Koudekerke. Het
tolhuis daar werd toen bewoond door J. Wielemaker (de gewezen tolgaarder).
Met hem werd overeengekomen, dat hij het huisje mocht blijven huren voor
f 2,- per week en f 3,- per week vanaf 1920. In oktober 1923 werd het tolhuisje
tenslotte door de gemeente Vlissingen aan J. Wielemaker verkocht voor f
2.550,-. (10) Nadat de tollen waren afgeschaft,
kwamen de wegen naar Koudekerke in beheer bij de Provincie. De afkoop van
de tolheffing op de Vlissingschenweg bracht voor het Koudekerkse deel f
15.217,71 op en de Biggekerkschen weg f 7.293,-.
Eerder werden al de straatnamen van de wegen buiten de dorpskern verduidelijkt.
Om het totaalbeeld van de straatnamen te complementeren staan hieronder
de straatnamen binnen de kern omstreeks 1750 aangegeven:
A: Braamweg
B: Biggekerkschenweg
C: Den Koudekerkse Duyn Weg
D: Korte Weegje
E: Lange Weegje
F: Steenheulweg
G: Den Laagen Weg
H: Brouwerijstraat
I: Noordstraat
J: Schuttestraat
K: Dorpsplein
L: Welle
M: Vlissingseweg
N: Dishoeksche Zandweg
7. STRAATNAMEN KERN
KOUDEKERKE OMSTREEKS 1750
Zo wordt duidelijk,
dat de huidige Biggekerksestraat vroeger Biggekerkschenweg en deels Den
Koudekerkse Duyn Weg heette. De Badhuisstraat was destijds nog de Noordstraat
maar werd na de stichting van een badhuis daarnaar hernoemd. De Middelburgsestraat
heette Den Laagen Weg en de Tramstraat was bekend onder de naam Dishoeksche
Zandweg. De Tramstraat is vernoemd naar de latere tramhalte
en remise te Koudekerke. De Brouwerijstraat is vernoemd naar een hier
gevestigde brouwerij.
De Welle dankt zijn naam aan de natuurlijke zoetwaterwel nabij de voormalige
vliedberg.
De Koudekerkseweg is later (deels) vernoemd naar het negentiende eeuwse
kerkhof: Kerkhoflaan. De Schuttestraat is vernoemd naar de
schutte, waar losgebroken vee werd gestald, op de hoek met het Korte
Weegje. Lees verder.