De boerderij
met de prachtige naam 'De Lange Pacht' bevindt zich nu aan de Boksweg
te Vlissingen en was ooit een van de grootste boerderijen van Koudekerke
met honderd gemet grond. De onderstaande kaart van Christoffel Bernards
uit 1641 toont weliswaar een boerderij op deze plek, maar over de omvang
is daarmee nog weinig te zeggen. Met zekerheid kan worden gesteld, dat op
deze plaats tenminste al 390 jaar een hofstede staat. In een oud belastingregister
van de Polder Walcheren, de zogenaamde Overloper
van de Westwatering van Walcheren uit 1622, werd in het 'Wayn Jansz.
block' aangegeven dat Noue Delicaet er 2 gemet en 160 roeden grond in bezit
had "daer Maurits van Iftes huys op staet"
en waar Geert Coppens op baande. Dit huis moet tussen 1608 en 1622 zijn
gesticht door de heer Delicaet omdat in een eerdere overloper uit 1608 nog
geen huis werd vermeld en hij toen al wel dit stuk grond bezat. De 2 gemet
en 191 roeden had hij voor 1608 verkregen van de wezen van Gillis Jan Piers.
1.FRAGMENT
KAART CHRISTOFFEL BERNARDS UIT 1641 MET SCHEMATISCHE AANGIFTE VAN BOERDERIJ
DE LANGE PACHT
De grond en
het huis blijken voor 1648 eigendom te zijn geworden van Adriaan Adriaans
Backer die het had verkregen van Noue Delicaet. Helaas zijn niet alle overlopers
bewaard gebleven en daarom is het soms moeilijk om alle eigendomsoverdrachten
precies te reconstrueren. Hier lopen we tegenaan als we de eigenaren van
De Lange Pacht na 1648 na willen trekken. In de eerstvolgende overloper
van 1675 stuiten we op niemand minder dan jonkheer Pieter van Bossele van
der Hooge (...-1679). Hij was een zeer invloedrijk persoon, was eigenaar
en bewoner van kasteel
Ter Hooge en tevens eigenaar van deze hofstede met bijbehorende weiden
met een omvang van 2 gemet en 72 roeden. In diezelfde overloper werd als
voorgaande eigenaar de naam van mr. Pieter van der Hooge genoteerd (dus
zonder toevoeging 'van Borssele'). Deze Pieter van de Hooge stelt ons voor
enkele raadsels. Niet alleen is door het ontbreken van tussenliggende overlopers
onbekend van wie hij de hofstede verkreeg, ook zijn eigen herkomst is met
onduidelijkheid omgeven. Het ligt voor de hand te denken aan grootvader
Pieter (Janszoon) van de Hooge, ware het niet dat deze al in 1617 overleed
en dus nooit na 1648 de eigenaar van de hofstede had kunnen worden. Een
andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat beide namen in de overloper van
1675 dezelfde persoon betreffen. Dit lijkt vreemd, maar Jonkheer Pieter
van Borssele van der Hooge gebruikte net als zijn vader Phillips van Borssele
van der Hooge de oude familienaam 'Van Borssele' en mogelijk bracht dit
de samensteller van de overloper in verwarring. De laatste en niet voor
de hand liggende mogelijkheid die resteert, is het bestaan van een niet
verder bekende naamgenoot.
Niet lang na het opstellen van de overloper in 1675 ontstaat wederom een
onduidelijke eigendomssituatie, want na het overlijden van Pieter van Borssele
van der Hooge in 1679 werd er geen nieuwe eigenaar in de overlopers vermeld.
Mogelijk was dit zijn zoon Philips van Borssele van de Hooge, die na het
overlijden van zijn vader ook kasteel
Ter Hooge erfde en dit enige tijd bewoonde. Leden van de adelijke familie
Van der Hooge behoorden tot de meest invloedrijke van Zeeland en bekleedden
allerlei hoge functies. Ze bezaten niet alleen het eerder genoemde kasteel
Ter Hooge, maar ook meerdere hofjes welke ze verpachtten. De naam van hofstede
De Lange Pacht doet veronderstellen, dat er ooit sprake moet zijn geweest
van 'een lange pacht'. Het zou dus goed kunnen dat de basis voor deze naam
werd gelegd in de tijd dat de familie Van der Hooge er eigenaar van was.
Wat zeker is dat de naam ontstond voor het vervaardigen van de eerste kadastrale
minuutplannen in Koudekerke in 1813. In de bij deze minuutplannen behorende
aanwijzende tafels werd de naam toen voor het eerst vermeld.
Vanaf 5 maart 1697 blijkt de hofstede eigendom te zijn van Willem de Vos
(...-1721). Zijn naam en de aankoopdatum werden later in de overloper van
1675 bijgeschreven. Willem de Vos was de zoon van zijn gelijknamige vader
en diens vrouw Maria van den Bussche. Willem junior kocht in 1693 ook de
iets noorderlijker gelegen buitenplaats
Anderwijk en groeide op in het huis 'Den Hert' aan de Bierkaai te Vlissingen.
Dat voor de Vlissingse geschiedenis zo belangrijke pand, is nu Bellamypark
nummer 13. Willem de Vos was schepen van Vlissingen in de periode 1692-1713
en gedeputeerde bij de Staten (1705). Leuk om hier te vermelden is, dat
er van de vader van Willem De Vos een zelfgeschreven Overloper van de Westwatering
van Walcheren bewaard is gebleven. De Vos senior maakte een kopie toen zoon
Willem nog in de luiers lag. Hij vermeerderde het werk met informatie over
eerdere eigenaren van voornamelijk percelen land en hofsteden.(1)
Willem de Vos junior zal De Lange Pacht zelf niet bewoond hebben en liet
deze vermoedelijk ook pachten. In 1713 verkocht hij de hofstede aan Adriaan
Johannis Ingelse. Dat blijkt als we de overloper van de Westwatering van
Walcheren uit dat jaar raadplegen en zijn naam als eigenaar bij de 2 gemet
en 72 roeden wordt aangegeven. In deze overloper zijn, net als Willem de
Vos senior destijds deed, de eigenaren van hofstede en percelen land bijgeschreven
tot circa 1790. In 1729 blijkt volgens diezelfde overloper ene Cathalijntje
Ingelse eigenaar van de hofstede te zijn. Zij was vermoedelijk de dochter
van Adriaan Johannis Ingelse en weduwe van Jan van Beeveren en zal in 1744
haar hofstede hebben verkocht aan monsieur Jacobus de Weerdt.
In de periode dat De Weerdt eigenaar van De Lange Pacht was, werd zijn boerderij
door de gebroeders Hattinga in 1750 aangegeven op hun kaart van het Eiland
Walcheren. Hierbij werd overigens niet de naam van de boerderij, noch die
van de eigenaar vermeld. Dit 'voorrecht' was alleen voor buitenplaatsen
en hun eigenaren weggelegd. Die status heeft De Lange Pacht nooit bereikt
want het is altijd een agrarisch bedrijf gebleven.
2.FRAGMENT
KAART HATTINGA UIT 1750 MET AANGIFTE VAN BOERDERIJ DE LANGE PACHT
In 1752 werd de naam van
Willem de Smidt en in 1762 die van Marinus Stevense Moens als eigenaar bijgeschreven
in de eerder genoemde overloper uit 1713. Van beide heren is helaas weinig
bekend. Dit verandert bij de aankoop op 8 maart 1763 door Bartholomeus Boks.
Hij was de eerste uit een reeks familieleden die de hofstede na hem zou
bezitten en van wie nazaten tot het laatste kwart van de vorige eeuw de
hofstede bleven bewonen. De naam van de familie Boks kent vele schrijfwijzen.
Zo werd in de vroegste bronnen de naam nog als Boxs geschreven en later
werden ook varianten als Bokx en Bocx aangetroffen. Er is voor gekozen om
hier de moderne schrijfwijze 'Boks' aan te houden. De Boksweg,
die nog steeds langs de boerderij loopt en in het tweede deel van de negentiende
eeuw werd verlegd, werd zelfs vernoemd naar deze familie.
Op 29 april 1774 volgde Bartholomeus' zoon Jan Boks hem op als eigenaar
van de hofstede die zich toen bevond op 2 gemet en 72 roeden land. De bekendste
bewoner van De Lange Pacht was Jans zoon, de naar zijn opa vernoemde, Bartolomeus
Boks. Hij zou veertig jaar op deze boerderij werken.
Aan het begin van de negentiende eeuw verschijnen enkele advertenties in
de Middelburgsche Courant, waarin wederom de naam Boks in verband met de
hofstede wordt genoemd. Uit een advertentie van 27 juli 1821 blijkt, dat
de eerder genoemde Jan Boks tot zijn overlijden op 27 december 1818 eigenaar
was van De Lange Pacht.(2) De advertentie
uit 1821 kondigde de publieke verkoping op Veldzicht aan, die op 17 augustus
1821 plaats zou vinden bij Monsr. Frederik Wissel. Blijkbaar nam de afwikkeling
van de erfenis bijna drie jaar in beslag. De Lange Pacht werd hier te koop
aangeboden uit naam van de heren Mr. J. Reitz en A. G. Bensekom, die als
gemachtigden der beneficiaire erfgenamen van wijlen Jan Boks optraden, in
tegenwoordigheid van de heer Vrederegter van het kanton Vlissingen en notaris
A. van der Swalme uit Vlissingen. Uit de advertentie kan worden opgemaakt
waaruit de hof op dat moment bestond: "Een welgelegene
HOFSTEDE, bestaande in Huis, Schuur, Stalling Bakkeet, verderen opstal,
gevolgen en toebehooren van dien, gemerkt B. No. 39, onder Koudekerke, met
de Nombre van 48 Gemeten 160,5 Roeden, of Nieuwe Landmaat, 19 Bunders, 4
Roeden en 6 Ellen, onder de Gemeente van Koudekerke en WestSouburg, in diverse
blokken en folio's...". De hofstede behoorde tot de boedel van
Jan Boks en was in 1821 bewoond en in pacht bij zijn zoon Bartholomeus Boks,
welke een pachtovereenkomst had die doorliep tot en met de oogst van het
jaar 1856.(3)
Over één Bart(holomeus) aat het verhaal dat deze ooit pachtte
van een joodse eigenaar die probeerde wanbetaling te forceren, door op de
dag van betaling niet thuis te zijn. De betreffende Bart - men is niet zeker
wie het precies was- bleef op die dag dan net zo lang op de stoep zitten
tot dat die jood thuis kwam! In de de aanwijzende tafels die behoren bij
de kadastrale minuutplans uit 1823 werden achtereenvolgens de namen van
notaris Lieven de Jonge Borgerhoff, uit Vlissingen, Bartel Boks en Bartholomeus
Boks bijgeschreven. Hieruit kan geconcludeerd worden dat na bovenstaande
verkoop in 1821 de genoemde notaris eigenaar van de hofstede werd. Het is
niet bekend of hij joods was.
Op 20 september 1828 duikt, voor zover bekend, de laatste advertentie op
waarin de hofstede wederom publiekelijk te koop wordt aangeboden: "Uit
de hand te koop eene goede en welgelegene HOFSTEDE, zijnde een MELKHOF,
met deszelfs Huizing, schuren enz., met 19 Bunders 4 Roeden 6 Ellen zoo
WEI- als ZAAILAND, onder Koudekerke en West-Souburg; in Pacht bij Barth.
Bocx. Adres bij den Notaris Borgerhoff, te VLISSINGEN"(4)
Vermoedelijk werd bij deze verkoping de eerder genoemde Bartel Boks eigenaar
van de hostede. Vast staat dat Bartholomeus ook na deze verkoping op de
boerderij bleef boeren.
Bartholomeus Boks werd op 23 augustus 1781 te Koudekerke geboren als zoon
van Jan Boks en Neeltje Geerse. Bartholomeus groeide in Koudekerke op en
huwde met de op 29 januari 1797 te Koudekerke geboren Magrietha Sijsouw.
Hij heeft geruime tijd als pachter op De Lange Pacht gewoond en gewerkt
maar zal op een gegeven moment toch zelf eigenaar zijn geworden van de hofstede.
Uit een akte, opgemaakt door notaris Loeff te Koudekerke op 3 augustus 1847,
blijkt dat de hofstede aanvankelijk 18.93.20 hectare omvatte, wat voor die
tijd niet noemenswaardig groot was. Zijn vrouw Magrietha Sijsouw bracht
nog 19.81.20 hecrare in waarmee de omvang totaal zo'n 100 gemet was. In
de periode 1815-1854 werd er nog 6.56.33 hectare land bijgekocht waardoor
zijn succesvolle bedrijf bij zijn overlijden in 1855 een omvang had van
45.30.73 hectare. Bartholomeus Boks behoorde in levende lijven dan ook tot
een van de hoogst aangeslagen inwoners van Koudekerke vanwege zijn grote
grondbezit. De keerzijde van dit grondbezit vormde echter ook een aanzienlijke
lijst aan schuldbekentenissen. In zijn werkzame leven was hij tot zijn overlijden
onder meer lid van de gemeenteraad van Koudekerke.
Uit zijn huwelijk met Magrietha Sijsouw kwamen twee dochters voort, te weten
Leijntje Boks (9 juni 1805) en Neeltje Boks (11 mei 1817). Nadat Magrietha
overleed op 14 maart 1844(5), hertrouwde Bartholomeus
op 64-jarige leeftijd met de 20 jaar jongere Neeltje Joose op 14 augustus
1846 te Koudekerke. Zij kwam uit een landbouwersfamilie, die boerde in het
gebied tussen Zoutelande en Westkapelle en werd op 19 mei 1802 te Westkapelle
geboren als dochter van Jan Pieter Joosse en Adriana Minderhoud.
Leuntje Boks, de oudtse dochter van Bartholomeus Boks, diende bij de Koudekerkse
landbouwers Jan Schout en Jacobus Pieterse maar is vermoedelijk jong gestorven.
Bartholomeus tweede dochter, Neeltje Boks huwde op 14 oktober 1842 met Lein
Brasser welke op 30 januari 1815 te Koudekerke was geboren. Lein was de
oudste van zeven zonen van de Koudekerkse molenaar Pieter Brasser en zijn
vrouw Neeltje Geertse. Bij zijn huwelijk staat hij te boek als molenaarsknecht.
Op 6 april 1843 werd te Koudekerke hun enige zoon, Bartholomeus Brasser,
geboren die vernoemd werd naar zijn grootvader. Kort hierop stierf Neetje
Boks waarna Lein hertrouwde met Maatje Hage, die ook op de hofstede diende.
Bartolomeus Boks overleed tenslotte op 73-jarige leeftijd op 8 februari
1855 te Koudekerke.(5) Na zijn overlijden
erfde zijn 11-jarige kleinzoon Bartholmeus Brasser (die we voor het gemak
verder Bart zullen noemen) het grootste deel van zijn bezittingen omdat
de enige twee dochters van Bartholomeus Boks reeds waren gestorven en hij
zelf onder huwelijkse voorwaarden met zowel zijn eerste als tweede vrouw
was getrouwd. Dit was in die tijd gebruikelijk.
Lein Brasser en zijn tweede vrouw Maatje Hage kregen samen één
dochter, Dina genaamd, die op 16 oktober 1855 te Koudekerke werd geboren.
Het noodlot sloeg echter voor een tweede maal toe, want ook Maatje Hage
stierf niet lang na de bevalling op 28 februari 1856, waardoor Lein wederom
'alleen' achterbleef. De 24-jarige zuster van Maatje was eveneens werkzaam
op de hofstede en zij werd Leins derde vrouw toen zij op 20 maart 1857 in
het huwelijk traden. Uit dit huwelijk kwamen meerdere kinderen voort. Een
zoon, Abraham Brasser, geboren op 27 december 1864, zou trouwen met Suzanna
Dekker. Zij boerden op wat later 'De Peppelhoeve' is gaan heten.
Bart Brasser, zoon van Lein Brasser en Neeltje Boks, werd na de erfenis
op papier de nieuwe eigenaar van De Lange Pacht. In de praktijk betekende
dit echter, dat zijn vader Lein vanaf 1855 tot circa 1866 de boerderij draaiende
hield. Bart Brasser huwde op 26 oktober 1866 met Neeltje Wielemaker, geboren
op 24 oktober 1842 te Koudekerke en samen kregen zij vier zonen, waaronder
Francois Brasser, die op 31 maart 1869 het levenslicht zag. Hun oudste zoon
Lein was vroeg gestorven en de andere zonen, Pieter en Abraham waren nog
minderjarig toen Bart Brasser op 28 januari 1891 te Koudekerke overleed.
Zijn vrouw overleed op 30 juni 1922.
In 1892 werd een boedelbeschrijving opgemaakt waardoor duidelijk werd, dat
Bart bij zijn overlijden zo'n 44 hectare land bezat en zijn vrouw Neeltje
zo'n 4,5 hectare. Verder blijkt, dat er na 1866 een hofstede was gesticht
met een nieuw huis en schuur voor f 3.400,- en nabij de hofstede een tweede
huis met schuurtje voor f 1.600,-. De nalatenschap werd verdeeld tussen
zijn vrouw Neeltje, die voogdes werd over de minderjarige Pieter en Abraham
en Francois die tevens toeziend voogd was. Neeltje erfde de hofstede (G519)
met al het onroerende goed en 21 hectare grond. Pieter kreeg 7.11.38 hectare
grond met het losse huis en schuurtje (G521). Abraham erfde 7.85.74 hectare
grond en Francois kreeg 8.09.70 hectare grond. Uit de boedelbeschrijving
kan worden opgemaakt, dat Bart stukken minder goed geboerd had dan zijn
vader. Vooral zijn levenswijze leidde ertoe dat de hofstede in grootte was
gehalveerd. Volgens de mondelinge overlevering ging de helft van zijn bezit
op aan de kastelein en koopman.
Francois Brasser volgde zijn vader Bart
Brasser op als boer op de hofstede en was op 23 januari 1891 te Koudekerke
zelf met Leuntje Wielemaker getrouwd. Zij was op 29 mei 1868 te Koudekerke
geboren en was een dochter van Francois Haaij Wielemaker, die boerde op
de Groeneweg te Koudekerke. Toen tegen het einde van de 20e eeuw Francois
Brasser op De Lange Pacht boerde, woonde zijn moeder Neeltje en zijn broer
Abraham daar in. De hofstede bleef zo enkele generaties in handen van de
familie Brasser alvorens hij in handen kwam van de huidige familie Vos.
Nu ligt de hofstede net op het grondgebied van de gemeente Vlissingen en
is er een boerderijcamping gevestigd.
3. HOFSTEDE DE LANGE
PACHT IN 1915
(Tussenliggende
eigendomsoverdrachten nazoeken in perceelsgewijze kadastrale leggers)
Tot op heden zijn vooral de bewoners van de hofstede aan bod gekomen. Zij
hebben de oude hofstede die aan het begin van de zeventiende eeuw ontstond
in de eeuwen die volgde aangepast aan hun wensen en de wensen en veranderingen
die de industrialisatie met zich mee bracht. Met oude kaarten en de beschrijvingen
van de hofstede bij verkopingen kan de ontwikkeling van de hofstede grotendeels
gereconstrueerd worden:
Met behulp van een kaart uit 1750, het kadastrale minuutplan uit 1823 (opgenomen
in 1813), de beschrijving van de hofstede bij de verkoping in 1821, een
veldminuut uit 1857, een gemeentekaart van Kuypers uit 1866 en een hulpkaart
van een landmeter van voor 1879, kan samen met een boedelbeschrijving uit
1892 worden opgemaakt dat de hof er in ieder geval tussen 1821 en 1866 vrijwel
onveranderd moet hebben bijgelegen en dat hierna pas enkele veranderen hebben
plaatsgevonden. De kaart die door de gebroeders Hattinga in 1750 werd vervaardigd
vormt een redelijk betrouwbaar vertrekpunt omdat daarop voor het eerst een
waarheidsgetrouwe bebouwing van het boerenerf werd aangegeven. Oudere kaarten
geven alleen een symbolische weergave van de boerderij weer.
4. FRAGMENT KAART HATTINGA
MET HOFSTEDE DE LANGE PACHT IN 1750
5. MINUUTPLAN KOUDEKERKE SECTIE
G IN 1823
In 1750 blijkt er van een
L-vormige bebouwing sprake te zijn waarbij de woning aan de noordoostzijde
tegen de schuur was aangebouwd en er aan de zuidwestzijde een kleine aanbouw
aan de schuur zichtbaar is. Deze L- vormige bebouwingsvorm kwam in die periode
nog veelvuldig voor. Doorgaans was de ingang van de woning aan de korte
zijde gepositioneerd en was de nok van het woonhuis aanzienlijk lager dan
die van de schuur, zodat een duidelijke scheiding tussen schuur en woonhuis
af te lezen was.
Op de kadastrale minuutplannen van Koudekerke (1813) werd De Lange Pacht
gedetailleerd vastgelegd en kan daarvan de veranderde bebouwing op het erf
worden afgeleid. Het lijkt er op dat de schuur is blijven staan en dat het
woonhuis, dat zich aan de noordoostzijde tegen de schuur bevond, gedeeltelijk
is afgebroken. Alleen het deel dat in het verlengde van de schuur gebouwd
was bleef bestaan. Ten noorden van de schuur is een langgerekt bijgebouw
aangegeven. Uit de verkoping in 1821 kunnen we opmaken dat zich hier de
stalling en bakkeet bevonden. De Boksweg
maakte op dat moment nog een kromming naar het westen en is later verlegd.
Veel kadastrale tekeningen zijn in mei 1940 verloren gegaan, maar één
nog bewaard gebleven hulpkaart van een landmeter van voor 1879 is bewaard
gebleven. Deze landmeter moet zijn opmeting tussen 1866 en 1879 hebben uitgevoerd
omdat bekend is Bart Brasser in die periode een nieuw woonhuis en schuur
had laten bouwen (G519) en een tweede huis met schuurtje had gesticht (G521).
Dit werd mogelijk doordat de Boksweg
tussen 1857 en 1879 werd rechtgetrokken en er zodoende meer ruimte tussen
de weg en de schuur ontstond. Het verhaal dat vroeger de ronde deed over
de loop van de weg tussen schuur en huis blijkt dus niet te kloppen. Het
verleggen van de weg wordt toegeschreven aan Bart Brasser. Op de tekening
van de landmeter zijn deze wijzigen allemaal zichtbaar en werd tevens een
nieuwe bergplaats ten noorden van de schuur en een stookhok aan het nieuwe
huis ingetekend. Het huis en de schuur zijn later inwendig niet veel meer
veranderd. Het ondertaande fragment van het bonneblad uit 1911 laat vervolgens
de gewijzigde situatie zien. (hulpkaart en minuutplan
1878 + kadastrale leggers raadplegen voor exacte jaartal! allen
in Zeeuws Archief)
7. FRAGMENT BONNEBLAD
MET AANGIFTE HOFSTEDE DE LANGE PACHT IN 1911
8. HOFSTEDE DE LANGE PACHT IN 1857
Het hier links afgebeelde foto uit ca
1920 vanaf de Boksweg. Hieruit blijkt dat de twee woonhuizen tegen elkaar
waren gebouwd zodat een dubbel woonhuis was ontstaan.
6. BOKSWEG
TE KOUDEKERKE OMSTREEKS 1920 (242)
De boerderij ligt sinds de
grenswijziging van 1966 in de gemeente Vlissingen en is niet langer louter
een agrarisch bedrijf. Zo'n 35 jaar geleden werd namelijk al begonnen met
een boerderijcamping, die de familie Vos in de loop der jaren heeft uitgebreid
tot de huidige camping met 60 plaatsen. Het oude woonhuis is in 2010 vervangen
door een nieuw moderner exemplaar dat in maart 2010 gereed kwam. In 2012
werd de camping verder uitgebreid.
9. BOERDERIJ EN MINICAMPING
DE LANGE PACHT (FOTO 17-10-2010)
bronvermelding:
tekst: Sjoerd de Nooijer
afb. 1: kaart bernaerds (ZA), 1641
afb. 2: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb. 3: archief Jan Roose
afb. 4: atlas hattinga, deel 8, 1750
afb. 5: minuutplan G2, 1811-1832
afb. 6: archief Jan Roose
afb. 7: topografische kaart, 1911
afb. 8: topografische kaart, 1857
afb. 9: Sjoerd de Nooijer
geraadpleegde bronnen:
- Roose, J. en Hendrikse, H., Koudekerke in oude ansichten, Zaltbommel, 1975
- Roose, J., Hofstede De Lange Pacht en zijn bewoners in de 19e eeuw, Koudekerke, z.d.
- Simons, J. Hof Anderwijk, Den Spiegel, april 2012
- Jaco Simons
- Koninklijke Bibliotheek
- Zeeuws Archief (ZA)
- kaart C. Bernaerds, Atlas Hattinga Zeeland (ZA) inv.nr. 12 en 13
- www.campingdelangepacht.nl
- www.kranten.kb.nl
- www.krantenbankzeeland.nl
- www.watwaswaar.nl
- www.zeeuwengezocht.nl
voetnoot 1:
bron: Jaco Simons
voetnoot 2:
bron ZA: Memories van successie kant. Vlissingen 1818-1843