De hofstede, gelegen aan
de Dishoekseweg 28 kent een lange geschiedenis, die in ieder geval tot 1622
terug gaat maar mogelijk zelfs daarvoor zijn oorsprong kent. In de overloper
van de Westwatering van Walcheren uit 1622 blijken enkele stukken grond
in het 'Pier Heyn Roosen block' in bezit te zijn van de 'Armen in Koudekerke'
waaronder een stuk grond van 2 gemet en 125 roeden waarop Cornelis Stijne
dan 'baent'. Op 2 mei 1636 wordt voor het eerst een zogenaamd geheel huis
en hofstede, schuren, stallen gevolge en toebehorende verkocht door de diaconen
van de parochie Koudekerke: Symon Hendrix en Marinus Jacobs Wielemaker.
Eigenaar wordt Hendrick Jacobs Boske. De hofstede blijkt te horen bij het
stuk grond van 2 gemet en 125 roeden. Hij belooft ten behoeve van de 'Armen
in Koudekerke' een jaarlijkse en erfelijke rente van 1 pond 10 schellingen
te voldoen, vrij van de 10e, 20ste, 30ste, 50ste, 60ste en 100e penning.
Hendrik Jacobs Boske was getrouwd met Mayken Simons. Na hun dood blijkt
Cornelis Willems voogd van hun kinderen te zijn en verkoopt deze de ouderlijke
woning op 22 februari 1643 "een geheel huys, hofstede,
schuyren, stallen, gevolge en toebehoorte" aan de Willem Cornelis
Pleyte. Deze erkent 150 pond Vlaams verschuldigd te zijn aan de wezen Boske
en 30 schellingen per jaar aan de 'Armen in Koudekerke'.
Op 17 september 1649 wordt de hofstede opnieuw verkocht nadat Willem Cornelis
Pleyte is overleden en zijn weduwe Neeltje Pieters de hof en bijbehorende
grond verkoopt aan Cornelis Pieters van de Casteele. Ook nu wordt weer een
schuldbekentenis ten gunste van de wezen van Boske getekend. Op vrijdag
26 juli 1652 wordt Cornelis Pieters van de Casteele bij de vierschaar gedaagd
door Vincent Blaas, als hij achter is met het betalen van de pacht, waarna
beslag wordt gelegd op de oogst van 1651 en als onderpand de oogst van 1652.
Waarschijnlijk werd dit hem te zwaar en sloeg hij op de vlucht. Ook de wezen
van Boske ontvangen geen inkomsten uit hun ouderlijk bezit meer, zodat door
de voogden in 1653 een verzoek tot verkoop van de hofstede en enkele stukken
land wordt gedaan.
Op 27 december 1653 volgt in de herberg van de weduwe Adriaan Backer een
openbare verkoping waarbij 428 roeden in bezit komen van Samuel Tack. De
hofstede wordt gekocht door Cornelis Jobse. Nadat hij, tenminste voor 1674
overleden is, verkoopt zijn weduwe, Neeltje Cornelissen en hun zoon Cornelis
Cornelis Jobse "een geheel huyse met schuyre,
stallinge, backkeete gevolge ende toebehoorte aert ende nagelvast groot
in eygen erve den nombre van een halve gemet landts volgens de overlooper
in aller voornoemde manieren, servituyten, vrijheden ende onvrijheden als
'tselve gestaen ende gelegen is in de parochie van Coudekercke in Pier Heyn
Roosen block tusschen genoemde mercken oost 'sheeren wegh, zuyt ende west
ende noort dhr. Abraham Huyssen." Abraham Huyssen bezit op dat
moment de naastgelegen hof Buytenhof.
Tussen 1694 en 24 februari 1708 moet Cornelis Cornelis Jobse de hofstede
hebben verkocht, want op die datum leent Marinus Jansen Loonsen 50 pond
Vlaams bij de heer Jan van der Heyde, met als onderpand de hofstede gelegen
in het Pier Heyn Roosen block. Marinus Jansen Loonsen was getrouwd met Pieternella
Huybrechts. In 1715 wordt zijn hofstede nogmaals als onderpand gebruikt
bij een lening en vervolgens omstreeks 1722 komt hij te overlijden.
In de herberg 'Vlissinge'
te Koudekerke worden op 31 maart 1722 op last van de schout en schepenen
van de Landsvierschaar de roerende en onroerende goederen van de dan overleden
Marinus Jansen Loonsen verkocht waaronder de "hofstede
met huysinge, schure, stalling, backeete, gevolge en toebehoren vandien
staande en gelegen onder Koudekerke in het pier Heyn Roosen block no 43
en groot in eigen erve een hondert en vijftig roenden lands"
. Koper van de hofstede is de heer Bartel Liesveld, welke in opdracht van
Vrouwe Petronella Jacoba Nachtegael, weduwe van Gillis Thijssen (burgemeester
van Vlissingen en bewindhebber van de V.O.C), heeft gehandeld. Na de aankoop
zal vermoedelijk een pachter de hof hebben betrokken, omdat de nieuwe eigenaresse
dan zelf de buitenplaats Schoonenburg te Oost-Souburg blijft bewonen. In
1750 maken de gebroeders Hattinga hun kaart van Walcheren en leggen ze hierop
de boerderij met de hieraan verbonden woning vast. De U-vormige bebouwing
die wordt aangegeven wijkt af van latere kaarten, waardoor het mogelijk
is, dat na 1750 de schuur, woning of beiden zijn herbouwd. De oriëntatie
blijft dan onveranderd.
3. FRAGMENT KAART HATTINGA
UIT 1750
Na haar overlijden
in 1755 zijn Jacob van de Brandere en Johan Gualtherus van der Poort de
voogden van de minderjarige erfgenamen van Petronella Jacoba Nachtegael.
Jacob en Johan waren niet de minste, zij bekleedden hoge bestuurlijke posten
en het zal niet verwonderlijk zijn dat blijkt, dat zij de feitelijke uitvoering
van het voogdijschap overlaten aan iemand anders, namelijk de heer Louis
du Mas. Deze laat enkele bezittingen uit de nalatenschap verkopen. Adriaan
Jobsen wordt dan kort eigenaar van enkele hofsteden, waaronder de Zuiderhoeve,
want in 1757 geeft hij zijn bezit al weer in onderpand aan Capt. Saffers
voor een lening van 500 pond Vlaams. Hierna volgde nog een tweede lening.
In 1777 worden de leningen geroyeerd en verkoopt Adriaan Jobsen zijn bezit
en wordt in augustus 1777 Jan Pietersen, wonende te Koudekerke, eigenaar
van de hofsteden en gronden, welke gezamenlijk zo'n 52 gemet omvatten.
Jan Pietersen trouwt op 27
september met zijn tweede vrouw Maatje Jacobusse Wisse j.d. van Poppendamme
en laat na zijn overlijden op 24 oktober 1800 te Koudekerke, zijn bezit
na aan zijn vrouw en hun vijf kinderen. Maatje Jacobusse Wisse hertrouwt
op 1 mei 1801 met de uit Oostkapelle afkomstige Leendert Adriaan Wisse.
Op 3 september 1802 laat zij haar bezit overschrijven op zijn naam.
In 1823 verschenen de eerste kadastrale minuutplans van Koudekerke, die
er toe dienden om de eigendommen beter in kaart te brengen en de eigenaren
nauwkeuriger en rechtvaardiger heffing van de grondbelasting te kunnen opleggen.
Dit kadastrale minuutplan uit 1823 toont een andere verhouding en vorm van
schuur en woonhuis, waardoor het mogelijk kan zijn dat deze tussen 1750
en 1823 zijn herbouwd. Tevens wordt achter de schuur een klein vierkant
bijgebouw aangegeven en is duidelijk zichtbaar dat het woonhuis aan de noordzijde
enkele uit- of aanbouwen heeft. Waarschijnlijk vormt de stalling die in
een akte van 1826 wordt genoemd, een onderdeel van de schuur en is de bakkeet
tegen het woonhuis gebouwd.
4. KADASTRAAL MINUUTPLAN
1811-1823
Leendert Adriaan
Wisse verkoopt zijn bezit op zijn beurt weer op 4 december 1826, aan zijn
stiefzoon Jacobus Janse Pieterse voor f. 8972,70. Diens bezit bestaat dan
uit 22 bunders, 56 roeden en 98 ellen waaronder "een
hofstede met deszelfs huizinge, schuur, stallinge, bakkeete gevolgen en
toebehooren van dien staande en gelegen onder de gemeente Coudekerke wijk
B nummero 21...". Leendert Adriaan Wisse en Maatje Jacobusse
Wisse blijven na de verkoop nog wel wonen op de hofstede. Maatje overlijdt
daar op 21 februari 1840 op 82-jarige leeftijd, kort erna gevolgd door haar
man als deze op 22 oktober 1840 op 69-jarige leeftijd overlijdt.
Op 12 mei 1835 verkoopt Jacobus Janse Pieterse zijn hofstede op B.21 aan
Lieven de Jonge Borgerhoff, oud notaris en wethouder van Vlissingen. Uit
de akte blijkt, dat de hofstede dan nog geen naam heeft en door zijn nieuwe
eigenaar Zuiderhoeve wordt genoemd. Verder blijkt dat Jacobus Janse Pieterse
tot de verkoop de woning heeft bewoond en dat er verder een schuur, stalling
en bakkeet en 22 bunders, 56 roeden en 98 ellen grond toe behoorden. De
gronden bestonden uit wei- en zaailand, een boomgaard, hoveniering en werf,
voornamelijk gelegen in Koudekerke in het 'Clays Pier Claysz block', 'Doen
Huysen block', 'Adriaen Laureynsz Dommisblock' (waarin ook gebouwen der
hofstede lagen, thans Verbrande Hofweg), 'Oort Matthijssenblok' en 'Pier
Heyn Roosen block' (waarin de hofstede Zuiderhoeve ligt)en
een klein deel in Biggekerke. Na de verkoop is Jacobus Janse Pieterse verhuisd
naar het dorp Koudekerke waar hij woning A.22 bewoonde, waar hij op 13 september
1859 overlijdt.
Notaris D. Uijttenhooven maakt op 9 mei 1844 een pachtcontract op ten behoeve
van Janis Jasperse. Op 21 augustus 1846 overlijdt deze echter, waarna zijn
weduwe Paulina Fret hertrouwt met Frans Dekker, welke dan pachter op de
boerderij wordt. Na het overlijden van Lieven de Jonge Borgerhoff wordt
op 1 september 1848 op een openbare veiling ten overstaan van notaris A.
van Swalme "Eene Hofstede onder Koudekerke, genaamd
Zuiderhoeve, bewoond bij den pachter Frans Dekker, bestaande in Woonhuis,
Schuur, Stalling en verder Timmer, met Wei- en Bouwlanden, Boomgaard en
Hoveniering, ter grootte van 20 B. 44 R. en 20 Ellen, onder Koudekerke,
en 2B. 10 R. en 30 Ellen, onder Bekerke." (Bekerke=Biggekerke)
verkocht aan zijn dochter F.M. Borgerhoff.(1)
De familie Dekker blijft hierna pachter op de boerderij. Op 16 juli
1857 slaat het noodlot toe, als de schuur bij de hofstede in de vroege ochtend
wordt getroffen door een blikseminslag, gevolgd door brand. De brandweer
van Koudekerke, Biggekerke en Vlissingen probeerden de schade beperkt te
houden, maar vanwege een gebrek aan bluswater konden ze niet voorkomen,
dat het woonhuis beschadigd raakte en de schuur afbrandde en een aanzienlijke
voorraad hooi, stro, landbouwgereedschappen en een geit verloren ging. Na
de brand wordt de schuur snel herbouwd en in een dakbalk van de met pannen
gedekte schuur wordt dan het jaartal 1857 aangebracht. Het woonhuis dat
tegen de schuur was gebouwd liep weliswaar brandschade op maar blijft in
de jaren erna in gebruik.
5. DE SCHUUR UIT 1868
VOOR DE VERBOUWING
6. BONNEBLAD UIT 1911
MET DE NIEUWE SCHUUR
De familie Dekker
bewoont in de periode 1855-1885 een hofstede, welke wordt aangeduid met
huisnummer B.42. Wellicht is er in die periode hernummerd of werd hiermee
een hofstede aan de voormalige oude Molenweg aangeduid (thans Verbrande
Hofweg). In 1893 (of 1884?) werd aan de Dishoeksche
Zandweg een nieuwe boerenwoning gebouwd, welke tegenwoordig nog bestaat.
Dit gebeurde in traditionele stijl, echter door schade en schande wijs geworden
werd de woning nu los van de schuur gebouwd. Het karakteristieke woonhuis
met groen-witte luiken is nagenoeg vierkant van vorm met de entree in het
midden en aan beide zijden twee gemoderniseerde 6-ruits schuifvensters,
met imitatieroeden en groen/witte luiken. Boven de ramen is een getoogde
rollaag van strekken in baksteen aangebracht. Boven de vernieuwde voordeur
bevindt zich een bovenlicht met daarboven een gevelsteen met de tekst: "eerste
steen gelegd door A. Verhage." De baksteen gevel is opgetrokken
in het zogenaamde kruisverband met wisselende voegen en bevat tussen de
vensters enkele gevelankers. In beide zijgevels van het huis bevindt zich
een schoorsteen. Het schilddak is bedekt met grijze 'tuile-du-nord' dakpannen
en heeft oude en moderne dakramen en een brede witte gootlijst.
Het woonhuis en schuur met de noklijn haaks op de weg liggen groepsgewijs
op een ongeschonden erf met een eigentijdse tuin gescheiden van de weg door
een sloot. De schuur is van na 1945 en heeft een zadeldak gedekt met rode
Hollandse pannen, bewerkte windveren en makelaar. De gevels zijn van zwart
geschilderd hout met groene schuifdeuren, een dwarse deel en hooiluiken.
Van beide gebouwen is de staat goed en zeer authentiek.
Openstaande
vragen:
Wie was deze A. Verhage?
Mogelijkheden:
- Aarnout Verhage geboren op 15 januari 1862 (moeder was Pieternella Adriana
Aarnoutse)
- Adriaan Verhage geboren op 15 mei 1890
- Adriana Verhage geboren op 7 september 1856
- Anthonie Verhage geboren op 17 maart 1869
P. van der Maas pachter in 1920. Was dit Pieter van der Maas geboren te
Wissekerke in 1870 en gestorven op 88-jarige leeftijd te Wissekerke op 22
januari 1959? Deze Pieter van der Maas was getrouwd 21 november 1900 met
Janna Bierens te Wissekerke (overleden 1 maart 1959 te Wissekerke).
Pieter van der Maas was in 1924 zonder beroep, bij huwelijk van zijn dochter
te Koudekerke
7. BOERENWOONHUIS
Op 13 oktober
1920 wordt door mevrouw Joh. E.L. Mulder, te Zeist en erfgenamen in de nalatenschap
van mevrouw F.M. Borgerhoff, via notaris J. Loeff te Koudekerke de hofstede
Zuiderhoeve met bijbehorende landerijen met een omvang van zo'n 10 hectare
verkocht aan de heer Janis Aarnoutse. De Zuiderhoeve had toen huisnummer
B.77 (wederom een hernummering?). Als pachter woont
het gezin van P. van der Maas (welke P. van der Maas was
de pachter?) op de hofstede. Van een hofstede, schuren of stallingen
gelegen aan de Verbrande Hofweg is dan al geen spraken meer, wel worden
ter hoogte van de bunkers aan de Verbrande Hofweg door de familie Aarnoutse
regelmatig resten van een oude hofstede bovengeploegd op een stuk land dat
het 'hofstukje' wordt genoemd.(2)
In de dertiger jaren van de vorige eeuw is de familie Aarnoutse genoodzaakt
om de Zuiderhoeve te verkopen. Zij bleven ondanks de verkoop echter wel
op de hofstede wonen en boeren. De boerderij werd verkocht aan dhr. Spuiman,
scheikundige uit Vlissingen maar de Aarnoutsen bleven er werken.(3)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de schuur beschadigd geraakt en werd deze
na de oorlog hersteld. Het in de kap aangebracht jaartal 1857 is daarna
niet meer teruggekeerd.
Zoon Jan Jacobus Aarnoutse
kwam in 1953 in het akkerbouwbedrijf, en nam de boerderij over in 1968.
Hij was samen met zijn vrouw Jo Aarnoutse in de gelegenheid om de hofstede
terug te kopen. Toen begin jaren zeventig de vraag naar het plaatsen van
'een tentje in de boomgaard' opkwam, waren Jan en Jo Aarnoutse bij de eerste
Walcherse agrarische ondernemers, die in 1973 hierop insprongen.
De boerencamping Zuiderhoeve was geboren. Onder hun leiding groeide de camping
uit tot een ruime 'minicamping' met gemiddeld vijf tot tien kampeerplaatsen.
8. LUCHTFOTO CAMPING
ZUIDERHOEVE
In 1988 nam Sjaak, de derde
generatie Aarnoutse, het akkerbouwbedrijf over. De camping werd nog een
paar jaar voortgezet door Jan en Jo Aarnoutse en sinds 1994 hebben Sjaak
Aarnouste en zijn vrouw Marijke Lieman ook die onder hun hoede. Hoewel de
boerderij, met 16 hectare land, nog altijd in bedrijf is, zijn akkerbouw
en camping tegenwoordig een deeltijdactiviteit. In 2009 werd de camping
uitgebreid tot 25 plaatsen. Onlangs (2010?)
werd de noordgevel van de landbouwschuur vernieuwd. En die gelegenheid is
aangegrepen om er een nieuwe recreatieruimte te maken.
Openstaande vragen:
- Wie was A. Verhage (op eerste steen) (zie inzet voor mogelijkheden)
- Welke P. van der Maas was pachter op de hofstede en vanaf wanneer?
- Bleef deze pachter na de verkoop aan Janis Aarnoutse? in 1924 is P. van
der Maas zonder beroep
- Aan wie werd de hofstede in de jaren dertig verkocht en van wie werd deze
terug gekocht?
- Is er een familierelatie met Aarnout Aarnoutsen (de boer), Aarnout van
't hoekje, die tiendenboer in Koudekerke was of de Aarnout Aarnoutse van
de bank?
9. SCHUUR ZUIDERHOEVE
NA VERBOUWING, OP ACHTERGROND DE CAMPING