Helaas zijn van
dit kleine buitenplaatsje genaamd Zeerust geen afbeeldingen bekend waardoor
we ons moeten baseren op kaarten en wat men zoal over dit buiten heeft opgeschreven.
Zo beschreef Gragon Zeerust in de Walcherse Arcadia in 1715 als volgt: "Daar
legt huis en hof van den Admiraal, dat klein, maar dies te bekoorlijker
is en Zeerust genaamt wordt, als eene plaats, daar de Evertsen, na zo veele
stormen en slagen, rust genoten." J. Poppe vermeldt in zijn
publicatie in De Wete dat in opdracht van Cornelis Evertsen jr. (1642-1706)
na 1667 het kleine maar bekoorlijke hof Zeerust werd gebouwd.(1)
Cornelis Evertsen jr. was luitenant-admiraal en telg uit de beroemde zeeheldenfamilie
Evertsen. Hij heroverde in 1667 Nieuw Nederland en Sint Eustatius.
Na het overlijden van Cornelis Evertsen jr. in november 1706, werd Zeerust
bewoond door zijn broer Geleijn Evertsen. Beide heren bleven kinderloos.
De zoon van hun broer Herman Evertsen bewoonde na de dood van Geleijn in
1721 nog geruime tijd de buitenplaats. Dit was Mr. Wilhelm Evertsen, griffier
te Middelburg, welke getrouwd was met Maria Geertruid Lambrechtsen. Ook
hij overleed tenslotte op Zeerust.
1. LIGGING
VAN 'T HOF ZEERUST TE MIDDEN VAN ANDERE BUITENPLAATSEN VOLGENS HATTINGA
IN 1750
Buitenplaats Zeerust werd
door Hattinga in 1750 afgebeeld op zijn kaart. Opvallend is uiteraard de
hierop aangegeven centrale waterpatij en vrij uitgestrekte tuinen waar zich
ook nog een tuinmanswoning bevond. De beplanting was volgens een formeel
tuinontwerp aangebracht waarbij aan weerszijden van de centrale vijver nog
twee L-vormige kanaaltjes waren gegraven. Door de tuin liepen diverse wandelpaden,
welke achter de vijver een bocht maakten en zo op elkaar aansloten. Het
herenhuis moet circa 10 meter breed zijn geweest en 8 meter diep. De oprijlaan
had een lengte van 35 meter en de vijvers achter het huis hadden een breedte
van zo'n 10 meter. Vermoedelijk hoorde de tuin, aan de westzijde van de
weg, ook bij Zeerust.
Als eigenaar van Zeerust wordt door Hattinga de heer van Dishoek genoemd,
mogelijk was dit Ewout van Dishoek welke bewindvoerder bij de VOC was. Van
Dishoek zal de buitenplaats bewoond moeten hebben na de dood van Geleijn
Evertsen tot het moment dat Wilhelm Evertsen, die pas in 1754 geboren werd,
er kwam wonen. De volgende verkoop van het buitenplaatsje Zeerust duikt
op in de Middelburgsche Courant van 26 augustus 1775. Hier werd aangekondigd
dat 'uit de hand' een vermakelijke buitenplaats, van oudsher genaamd Zeerust
met bijgelegen weilanden, met een gezamenlijke grootte 43 gemeten en 173
roeden te koop was. Hieronder waren 141 roeden zogenaamd 'vrijland', waaronder
de hofstede met circa 1200 olmen en essen en bossages van elzen- en essenkaphout.
Erbij werd vermeld, dat het buitenplaatsje op een kwartier buiten de langeviele
poort van de stad Middelburg was gelegen en bestond uit een "heeren
huizing, stalling, thuinmans wooning en en verdere opstal met of zonder
de marmere en andere beelden, thuinmans gereedschappen." Het
geheel werd door de Middelburgse makelaar Francois Duynkerke te koop aangeboden.(2)
Uit het archief van de Rekenkamer van Zeeland blijkt de verkoop van het
hof Zeerust met bijbehorende grond op 16 juli 1776 voor 2333 pond Vlaams.
De hof wisselt dan van Hendrik Milet naar koper Thomas Holleman.(3)
De eerstvolgende verkoop van Zeerust vindt plaats op 12 september 1780(4).
De buitenplaats wordt dan eigendom van Mr. Engelbert Johan van der Mandere,
Rekenmeester der Provincie, oud raadslid van Middelburg en bewindhebber
van de VOC. Zeerust wordt dan als volgt omschreven: "Eene
buitenplaats of speelhof met zijne Heeren Huisinge en verder timmer daarop
staande, genaamt 'Zeerust', gelegen aan de Stadcingel, buiten de Vlissingsche
Poort in de Haymanblok aan de Zuidzijde van de Pier Schroeweg... ".
Van der Mandere heeft Zeerust niet lang bezeten, want op 17 februari 1784
verkoopt hij het al weer aan Mr. Daniël van Rhee, postmeester van beroep.
Op enig moment hierna moet het buitenplaatsje weer in handen gekomen zijn
van de familie Evertsen want op 22 april 1802 wordt door notaris Pieter
van der Graft in Middelburg een akte opgemaakt, waarin de voorwaarden voor
de verkoop van Zeerust worden geregeld. Dit gebeurt bij de afwikkeling van
de nalatenschap van Mr. Wilhelm Evertsen waaruit kan worden opgemaakt, dat
hij Zeerust weer in zijn bezit had gekregen. Bij de verkoop blijkt Anthony
de Wind, lid van de Rechtbank te Middelburg met een bod van 1000 pond Vlaams
de hoogste bieder. Deze bezat op dat moment ook de buitenplaats Veldzicht
te Middelburg. Acht jaar later op 9 oktober 1810 blijkt het dagboek van
Jacob Hendrik Schorer, burgemeester van Middelburg, te vermelden, dat hij
op die dag eigenaar is geworden van de buitenplaats. Op dat moment is hij
zelf met zijn vrouw Johanna Maria van den Brande eigenaar van het naastgelegen
Toornvliet. Uit zijn aantekeningen blijkt dat hij Zeerust kocht met het
oogmerk er later, als hij 'amptloos' zou zijn zich te kunnen 'amuseren met
den landbouw'. Hierdoor vormde deze twee buitens enige jaren een aaneengesloten
geheel. Dit duurde niet lang want vóór 1820 is Zeerust gesloopt
en werden de herbruikbare bouwmaterialen verkocht.
2. KADASTRALE VERZAMELPLAN
KOUDEKERKE 1811-1832
3. BONNEBLAD 1912
4. TOPOGRAFISCHE KAART 1949
5. TOPOGRAFISCHE KAART 1962
De eerder genoemde tuinmanswoning
bleef nog bestaan. Deze is, in tegenstelling tot het herenhuis, in 1823
nog aangegeven op het kadastrale minuutplan en het verzamelplan van de gemeente
Koudekerke uit 1811-1832. De vijvers, die ooit deel uitmaakte van de buitenplaats,
blijven daarna nog decennia lang bestaan. Zo zijn ze onder andere nog zichtbaar
op de bonnebladen uit 1912 en 1925 waarop de tramspoorlijn is aangeven langs
de zuidrand van wat ooit de tuin van Zeerust was. De tuinmanswoning verdwijnt
dan overigens ook van de kaarten. Ook op de topgrafische kaart van 1949
staan de vijvers tot slot nog gedeeltelijk aangegeven, al zullen ze deels
gereduceerd zijn tot slootjes, waaruit blijkt dat deze door de inundatie
nog niet geheel waren uitgewist. Na de herverkaveling blijkt dit wel het
geval te zijn. In de topografische kaart van 1962 blijken ze geheel verdwenen
te zijn. Daarmee doet feitelijk niets meer herinneren aan Zeerust.
geraadpleegde bronnen:
- Poppe, J., Zeerust, De Wete nr. 2, 1986
- Gargon, M., Walcherse Arcadia, Leiden, 1715-1717
- Koninklijke Bibliotheek
- www.kranten.kb.nl
- www.watwaswaar.nl
voetnoot 1:
Op de Walcherenkaart van de cartografen Nicolaas Visscher en Zacharias Roman
uit 1655 is echter op de plaats waar volgens Poppe later Zeerust is gesticht al aanzienlijke
beplanting en bebouwing te zien. Mogelijk is Zeerust dus eerder gebouwd of stond hier eerst een boerdeij.
voetnoot 3:
bron: Archief Rekenkamer van Zeeland D 69551, Transporten onroerend goed Walcheren (2) 1757-1805
voetnoot 4:
Poppe maakt in zijn beschrijving over Zeerust ten onrechte melding van een verkoop van Zeerust in 1777 waarbij de buitenplaats ook een andere naam zou hebben gedragen. Dit is echter onjuist. De hier genoemde verkoop betrof niet Zeerust, maar de buitenplaats Veldzicht net buiten het grondgebied van Koudekerke